Voorbeelden

1. You have a mischievous glint, Lin.
   Je hebt een ondeugende glinstering, Lin.
2. He has a definite glint in his eye.
   Zijn ogen glinsteren.
3. There you are, now he 's getting the glint.
   Daar ben je, nu hij krijgt de glinstering.
4. Sometimes he 'd get this little glint in his eye.
   Soms kreeg hij zo' n glinstering in z' n ogen...
5. You can see the glint of trouble in his eye.
   Je kan de glinstering van problemen zien in zijn ogen.
6. Pity, it might have given a glint of truth to your story.
   Jammer, er is misschien een glimps van waarheid jouw verhaal.
7. He had that glint of big-city living in his eyes too.
   Hij had ook een glimp van stadsleven in z' n ogen.
8. I am a thousand winds that blow I am the diamond glint on snow
   ik ben de voorjaarswind die suist ' t kristal dat in een sneeuwvlok huist
9. He had an evil glint in his eye and a hook for a hand (! )
   Hij had een kwade blik in z' n ogen en een haak als hand.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden