Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: glinsteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geglinsterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik glinster
jij glinstert
hij glinstert
wij glinsteren
jullie glinsteren
zij glinsteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geglinsterd
jij hebt geglinsterd
hij heeft geglinsterd
wij hebben geglinsterd
jullie hebben geglinsterd
zij hebben geglinsterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik glinsterde
jij glinsterde
hij glinsterde
wij glinsterden
jullie glinsterden
zij glinsterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geglinsterd
jij had geglinsterd
hij had geglinsterd
wij hadden geglinsterd
jullie hadden geglinsterd
zij hadden geglinsterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal glinsteren
jij zult glinsteren
hij zal glinsteren
wij zullen glinsteren
jullie zullen glinsteren
zij zullen glinsteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geglinsterd hebben
jij zult geglinsterd hebben
hij zal geglinsterd hebben
wij zullen geglinsterd hebben
jullie zullen geglinsterd hebben
zij zullen geglinsterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou glinsteren
jij zou glinsteren
hij zou glinsteren
wij zouden glinsteren
jullie zouden glinsteren
zij zouden glinsteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geglinsterd hebben
jij zou geglinsterd hebben
hij zou geglinsterd hebben
wij zouden geglinsterd hebben
jullie zouden geglinsterd hebben
zij zouden geglinsterd hebben

Gebiedende wijs
glinster

Aanvoegende wijs
glinstere

Voorbeelden

  1. Die is mooi met de glinster.
    I love this glitter.
  2. Hoe kan ze de tijd zelfs zien door al dat glinster?
    [ Dorota ] How can she even see time through all that sparkly?
  3. Doet hem glinsteren
    Will make him glisten
  4. Zijn ogen glinsteren.
    He has a definite glint in his eye.
  5. En het glinsteren dan?
    But what about the sparkling?
  6. Hij kan zo goed glinsteren.
    He 's just so sparkly.
  7. Zijn ogen glinsteren als hij lacht.
    I love how his eyes sparkle when he smiles.
  8. Moet je hun ogen zien. Ze glinsteren.
    Look at these people, at their eyes... they 're sparkling.
  9. Het zal hier glinsteren van onder tot boven.
    This place would be sparkling from top to bottom.
  10. Gino' s ogen glinsteren als hij over kinderen praat.
    Gino 's eyes glow when he talks of children.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden