Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: glaceren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geglaceerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik glaceer
jij glaceert
hij glaceert
wij glaceren
jullie glaceren
zij glaceren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geglaceerd
jij hebt geglaceerd
hij heeft geglaceerd
wij hebben geglaceerd
jullie hebben geglaceerd
zij hebben geglaceerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik glaceerde
jij glaceerde
hij glaceerde
wij glaceerden
jullie glaceerden
zij glaceerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geglaceerd
jij had geglaceerd
hij had geglaceerd
wij hadden geglaceerd
jullie hadden geglaceerd
zij hadden geglaceerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal glaceren
jij zult glaceren
hij zal glaceren
wij zullen glaceren
jullie zullen glaceren
zij zullen glaceren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geglaceerd hebben
jij zult geglaceerd hebben
hij zal geglaceerd hebben
wij zullen geglaceerd hebben
jullie zullen geglaceerd hebben
zij zullen geglaceerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou glaceren
jij zou glaceren
hij zou glaceren
wij zouden glaceren
jullie zouden glaceren
zij zouden glaceren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geglaceerd hebben
jij zou geglaceerd hebben
hij zou geglaceerd hebben
wij zouden geglaceerd hebben
jullie zouden geglaceerd hebben
zij zouden geglaceerd hebben

Gebiedende wijs
glaceer

Aanvoegende wijs
glacere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden