Voorbeelden

1. This guy has got girth.
   Deze kerel heeft omtrek.
2. I am a man of ample girth and length.
   Ik heb genoeg dikte en lengte.
3. Are you saying that Garth has the perfect girth?
   Bedoel je dat Garth de perfecte omtrek heeft?
4. One of them had deliberately cut the fallen jockey 's girth.
   Een van hen had de singel van de jockey expres doorgesneden.
5. Where I come from, to have girth is a sign of opulence.
   Waar ik vandaan kom, is een stevig contour een teken van rijkdom.
6. It appears that I need to expand my girth with due haste.
   Het lijkt erop dat ik mijn omvang met gezwinde spoed moet uitbreiden.
7. Not tall, nor large in girth, and he takes great pride in his appearance.
   Niet groot, mager, en hij is trots op zijn uiterlijk.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden