NL: gidsen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gegidst
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik gids jij gidst hij gidst wij gidsen jullie gidsen zij gidsen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gegidst jij hebt gegidst hij heeft gegidst wij hebben gegidst jullie hebben gegidst zij hebben gegidst
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik gidste jij gidste hij gidste wij gidsten jullie gidsten zij gidsten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gegidst jij had gegidst hij had gegidst wij hadden gegidst jullie hadden gegidst zij hadden gegidst
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal gidsen jij zult gidsen hij zal gidsen wij zullen gidsen jullie zullen gidsen zij zullen gidsen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gegidst hebben jij zult gegidst hebben hij zal gegidst hebben wij zullen gegidst hebben jullie zullen gegidst hebben zij zullen gegidst hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou gidsen jij zou gidsen hij zou gidsen wij zouden gidsen jullie zouden gidsen zij zouden gidsen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gegidst hebben jij zou gegidst hebben hij zou gegidst hebben wij zouden gegidst hebben jullie zouden gegidst hebben zij zouden gegidst hebben
|
Gebiedende wijs |
gids
|
Aanvoegende wijs |
gidse |