NL: gerieven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geriefd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik gerief jij gerieft hij gerieft wij gerieven jullie gerieven zij gerieven
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geriefd jij hebt geriefd hij heeft geriefd wij hebben geriefd jullie hebben geriefd zij hebben geriefd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik geriefde jij geriefde hij geriefde wij geriefden jullie geriefden zij geriefden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geriefd jij had geriefd hij had geriefd wij hadden geriefd jullie hadden geriefd zij hadden geriefd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal gerieven jij zult gerieven hij zal gerieven wij zullen gerieven jullie zullen gerieven zij zullen gerieven
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geriefd hebben jij zult geriefd hebben hij zal geriefd hebben wij zullen geriefd hebben jullie zullen geriefd hebben zij zullen geriefd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou gerieven jij zou gerieven hij zou gerieven wij zouden gerieven jullie zouden gerieven zij zouden gerieven
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geriefd hebben jij zou geriefd hebben hij zou geriefd hebben wij zouden geriefd hebben jullie zouden geriefd hebben zij zouden geriefd hebben
|
| Gebiedende wijs |
gerief
|
| Aanvoegende wijs |
| gerieve |