NL: genieten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genoten
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik geniet jij geniet hij geniet wij genieten jullie genieten zij genieten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genoten jij hebt genoten hij heeft genoten wij hebben genoten jullie hebben genoten zij hebben genoten
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik genoot jij genoot hij genoot wij genoten jullie genoten zij genoten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genoten jij had genoten hij had genoten wij hadden genoten jullie hadden genoten zij hadden genoten
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal genieten jij zult genieten hij zal genieten wij zullen genieten jullie zullen genieten zij zullen genieten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genoten hebben jij zult genoten hebben hij zal genoten hebben wij zullen genoten hebben jullie zullen genoten hebben zij zullen genoten hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou genieten jij zou genieten hij zou genieten wij zouden genieten jullie zouden genieten zij zouden genieten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genoten hebben jij zou genoten hebben hij zou genoten hebben wij zouden genoten hebben jullie zouden genoten hebben zij zouden genoten hebben
|
| Gebiedende wijs |
geniet
|
| Aanvoegende wijs |
| geniete |