NL: generen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gegeneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik geneer jij geneert hij geneert wij generen jullie generen zij generen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gegeneerd jij hebt gegeneerd hij heeft gegeneerd wij hebben gegeneerd jullie hebben gegeneerd zij hebben gegeneerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik geneerde jij geneerde hij geneerde wij geneerden jullie geneerden zij geneerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gegeneerd jij had gegeneerd hij had gegeneerd wij hadden gegeneerd jullie hadden gegeneerd zij hadden gegeneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal generen jij zult generen hij zal generen wij zullen generen jullie zullen generen zij zullen generen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gegeneerd hebben jij zult gegeneerd hebben hij zal gegeneerd hebben wij zullen gegeneerd hebben jullie zullen gegeneerd hebben zij zullen gegeneerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou generen jij zou generen hij zou generen wij zouden generen jullie zouden generen zij zouden generen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gegeneerd hebben jij zou gegeneerd hebben hij zou gegeneerd hebben wij zouden gegeneerd hebben jullie zouden gegeneerd hebben zij zouden gegeneerd hebben
|
Gebiedende wijs |
geneer
|
Aanvoegende wijs |
genere |