NL: genderbenden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gegenderbend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik genderbend jij genderbendt hij genderbendt wij genderbenden jullie genderbenden zij genderbenden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gegenderbend jij hebt gegenderbend hij heeft gegenderbend wij hebben gegenderbend jullie hebben gegenderbend zij hebben gegenderbend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik genderbendde jij genderbendde hij genderbendde wij genderbendden jullie genderbendden zij genderbendden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gegenderbend jij had gegenderbend hij had gegenderbend wij hadden gegenderbend jullie hadden gegenderbend zij hadden gegenderbend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal genderbenden jij zult genderbenden hij zal genderbenden wij zullen genderbenden jullie zullen genderbenden zij zullen genderbenden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gegenderbend hebben jij zult gegenderbend hebben hij zal gegenderbend hebben wij zullen gegenderbend hebben jullie zullen gegenderbend hebben zij zullen gegenderbend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou genderbenden jij zou genderbenden hij zou genderbenden wij zouden genderbenden jullie zouden genderbenden zij zouden genderbenden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gegenderbend hebben jij zou gegenderbend hebben hij zou gegenderbend hebben wij zouden gegenderbend hebben jullie zouden gegenderbend hebben zij zouden gegenderbend hebben
|
| Gebiedende wijs |
genderbend
|
| Aanvoegende wijs |
| genderbende |