NL: genaken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genaakt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik genaak jij genaakt hij genaakt wij genaken jullie genaken zij genaken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genaakt jij hebt genaakt hij heeft genaakt wij hebben genaakt jullie hebben genaakt zij hebben genaakt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik genaakte jij genaakte hij genaakte wij genaakten jullie genaakten zij genaakten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genaakt jij had genaakt hij had genaakt wij hadden genaakt jullie hadden genaakt zij hadden genaakt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal genaken jij zult genaken hij zal genaken wij zullen genaken jullie zullen genaken zij zullen genaken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genaakt hebben jij zult genaakt hebben hij zal genaakt hebben wij zullen genaakt hebben jullie zullen genaakt hebben zij zullen genaakt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou genaken jij zou genaken hij zou genaken wij zouden genaken jullie zouden genaken zij zouden genaken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genaakt hebben jij zou genaakt hebben hij zou genaakt hebben wij zouden genaakt hebben jullie zouden genaakt hebben zij zouden genaakt hebben
|
| Gebiedende wijs |
genaak
|
| Aanvoegende wijs |
| genake |