NL: gehoorzamen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gehoorzaamd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik gehoorzaam jij gehoorzaamt hij gehoorzaamt wij gehoorzamen jullie gehoorzamen zij gehoorzamen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben gehoorzaamd jij bent gehoorzaamd hij is gehoorzaamd wij zijn gehoorzaamd jullie zijn gehoorzaamd zij zijn gehoorzaamd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik gehoorzaamde jij gehoorzaamde hij gehoorzaamde wij gehoorzaamden jullie gehoorzaamden zij gehoorzaamden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was gehoorzaamd jij was gehoorzaamd hij was gehoorzaamd wij waren gehoorzaamd jullie waren gehoorzaamd zij waren gehoorzaamd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal gehoorzamen jij zult gehoorzamen hij zal gehoorzamen wij zullen gehoorzamen jullie zullen gehoorzamen zij zullen gehoorzamen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gehoorzaamd zijn jij zult gehoorzaamd zijn hij zal gehoorzaamd zijn wij zullen gehoorzaamd zijn jullie zullen gehoorzaamd zijn zij zullen gehoorzaamd zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou gehoorzamen jij zou gehoorzamen hij zou gehoorzamen wij zouden gehoorzamen jullie zouden gehoorzamen zij zouden gehoorzamen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gehoorzaamd zijn jij zou gehoorzaamd zijn hij zou gehoorzaamd zijn wij zouden gehoorzaamd zijn jullie zouden gehoorzaamd zijn zij zouden gehoorzaamd zijn
|
| Gebiedende wijs |
gehoorzaam
|
| Aanvoegende wijs |
| gehoorzame |