NL: confisqueren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geconfisqueerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik confisqueer jij confisqueert hij confisqueert wij confisqueren jullie confisqueren zij confisqueren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geconfisqueerd jij hebt geconfisqueerd hij heeft geconfisqueerd wij hebben geconfisqueerd jullie hebben geconfisqueerd zij hebben geconfisqueerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik confisqueerde jij confisqueerde hij confisqueerde wij confisqueerden jullie confisqueerden zij confisqueerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geconfisqueerd jij had geconfisqueerd hij had geconfisqueerd wij hadden geconfisqueerd jullie hadden geconfisqueerd zij hadden geconfisqueerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal confisqueren jij zult confisqueren hij zal confisqueren wij zullen confisqueren jullie zullen confisqueren zij zullen confisqueren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geconfisqueerd hebben jij zult geconfisqueerd hebben hij zal geconfisqueerd hebben wij zullen geconfisqueerd hebben jullie zullen geconfisqueerd hebben zij zullen geconfisqueerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou confisqueren jij zou confisqueren hij zou confisqueren wij zouden confisqueren jullie zouden confisqueren zij zouden confisqueren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geconfisqueerd hebben jij zou geconfisqueerd hebben hij zou geconfisqueerd hebben wij zouden geconfisqueerd hebben jullie zouden geconfisqueerd hebben zij zouden geconfisqueerd hebben
|
Gebiedende wijs |
confisqueer
|