Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: garneren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gegarneerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik garneer
jij garneert
hij garneert
wij garneren
jullie garneren
zij garneren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gegarneerd
jij hebt gegarneerd
hij heeft gegarneerd
wij hebben gegarneerd
jullie hebben gegarneerd
zij hebben gegarneerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik garneerde
jij garneerde
hij garneerde
wij garneerden
jullie garneerden
zij garneerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gegarneerd
jij had gegarneerd
hij had gegarneerd
wij hadden gegarneerd
jullie hadden gegarneerd
zij hadden gegarneerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal garneren
jij zult garneren
hij zal garneren
wij zullen garneren
jullie zullen garneren
zij zullen garneren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gegarneerd hebben
jij zult gegarneerd hebben
hij zal gegarneerd hebben
wij zullen gegarneerd hebben
jullie zullen gegarneerd hebben
zij zullen gegarneerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou garneren
jij zou garneren
hij zou garneren
wij zouden garneren
jullie zouden garneren
zij zouden garneren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gegarneerd hebben
jij zou gegarneerd hebben
hij zou gegarneerd hebben
wij zouden gegarneerd hebben
jullie zouden gegarneerd hebben
zij zouden gegarneerd hebben

Gebiedende wijs
garneer

Aanvoegende wijs
garnere

Voorbeelden

  1. Jou loonbrief garneren?
    Garnish your pay check?
  2. Ik probeer te garneren.
    I 'm trying to garnish.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden