Voorbeelden

1. Hebrew... garb.
   Hebreeuwse gewaad.
2. He was dressed in Afghan garb.
   Hij had Afghaanse kleding aan.
3. Why do you wear that foreign garb?
   Waarom draagt u dat vreemde kleed?
4. Or do they issue prison garb here?
   Of draagt iedereen hier een uniform?
5. That 's why the Geigers were wearing funeral garb.
   Daarom droegen de Geigers begrafeniskleren.
6. Robes were laid out, and most fine they were. But I prefer simpler garb.
   Er lagen verse gewaden, heel verfijnde zelfs, maar ik verkies eenvoudige kledij.
7. That you 're going to change out of the garb of seven eighty six and come as...
   Dat je je in plaats als gevangene 786 je voorstelt als...
8. I love my job, but I 'm in my garb' cause I have a matinee in an hour.
   Ik hou van mijn werk, maar ik ben in mijn gewaad omdat ik een matinee heb.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden