NL: galvaniseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gegalvaniseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik galvaniseer jij galvaniseert hij galvaniseert wij galvaniseren jullie galvaniseren zij galvaniseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gegalvaniseerd jij hebt gegalvaniseerd hij heeft gegalvaniseerd wij hebben gegalvaniseerd jullie hebben gegalvaniseerd zij hebben gegalvaniseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik galvaniseerde jij galvaniseerde hij galvaniseerde wij galvaniseerden jullie galvaniseerden zij galvaniseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gegalvaniseerd jij had gegalvaniseerd hij had gegalvaniseerd wij hadden gegalvaniseerd jullie hadden gegalvaniseerd zij hadden gegalvaniseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal galvaniseren jij zult galvaniseren hij zal galvaniseren wij zullen galvaniseren jullie zullen galvaniseren zij zullen galvaniseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gegalvaniseerd hebben jij zult gegalvaniseerd hebben hij zal gegalvaniseerd hebben wij zullen gegalvaniseerd hebben jullie zullen gegalvaniseerd hebben zij zullen gegalvaniseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou galvaniseren jij zou galvaniseren hij zou galvaniseren wij zouden galvaniseren jullie zouden galvaniseren zij zouden galvaniseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gegalvaniseerd hebben jij zou gegalvaniseerd hebben hij zou gegalvaniseerd hebben wij zouden gegalvaniseerd hebben jullie zouden gegalvaniseerd hebben zij zouden gegalvaniseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
galvaniseer
|
| Aanvoegende wijs |
| galvanisere |