NL: frustreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefrustreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik frustreer jij frustreert hij frustreert wij frustreren jullie frustreren zij frustreren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefrustreerd jij hebt gefrustreerd hij heeft gefrustreerd wij hebben gefrustreerd jullie hebben gefrustreerd zij hebben gefrustreerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik frustreerde jij frustreerde hij frustreerde wij frustreerden jullie frustreerden zij frustreerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefrustreerd jij had gefrustreerd hij had gefrustreerd wij hadden gefrustreerd jullie hadden gefrustreerd zij hadden gefrustreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal frustreren jij zult frustreren hij zal frustreren wij zullen frustreren jullie zullen frustreren zij zullen frustreren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefrustreerd hebben jij zult gefrustreerd hebben hij zal gefrustreerd hebben wij zullen gefrustreerd hebben jullie zullen gefrustreerd hebben zij zullen gefrustreerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou frustreren jij zou frustreren hij zou frustreren wij zouden frustreren jullie zouden frustreren zij zouden frustreren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefrustreerd hebben jij zou gefrustreerd hebben hij zou gefrustreerd hebben wij zouden gefrustreerd hebben jullie zouden gefrustreerd hebben zij zouden gefrustreerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
frustreer
|
| Aanvoegende wijs |
| frustrere |