Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: frisbeeën

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefrisbeed

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik frisbee
jij frisbeet
hij frisbeet
wij frisbeeën
jullie frisbeeën
zij frisbeeën

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefrisbeed
jij hebt gefrisbeed
hij heeft gefrisbeed
wij hebben gefrisbeed
jullie hebben gefrisbeed
zij hebben gefrisbeed

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik frisbeede
jij frisbeede
hij frisbeede
wij frisbeeden
jullie frisbeeden
zij frisbeeden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefrisbeed
jij had gefrisbeed
hij had gefrisbeed
wij hadden gefrisbeed
jullie hadden gefrisbeed
zij hadden gefrisbeed

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal frisbeeën
jij zult frisbeeën
hij zal frisbeeën
wij zullen frisbeeën
jullie zullen frisbeeën
zij zullen frisbeeën

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefrisbeed hebben
jij zult gefrisbeed hebben
hij zal gefrisbeed hebben
wij zullen gefrisbeed hebben
jullie zullen gefrisbeed hebben
zij zullen gefrisbeed hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou frisbeeën
jij zou frisbeeën
hij zou frisbeeën
wij zouden frisbeeën
jullie zouden frisbeeën
zij zouden frisbeeën

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefrisbeed hebben
jij zou gefrisbeed hebben
hij zou gefrisbeed hebben
wij zouden gefrisbeed hebben
jullie zouden gefrisbeed hebben
zij zouden gefrisbeed hebben

Gebiedende wijs
frisbee

Aanvoegende wijs
frisbeeë

Voorbeelden

  1. Frisbee-golf, Jerry.
    Frisbee golf, Jerry.
  2. Sommige spange... Frisbee trucjes.
    Some of the nappy- - Frisbee tricks.
  3. Kroegentochten, naakte frisbee-golf...
    Pub crawls, naked Frisbee golf...
  4. Je kent Frisbee daar.
    You know Frisbee over there.
  5. Voetballen en ultieme frisbee?
    Hacky Sack in the quad and ultimate Frisbee?
  6. Dit is agent Frisbee.
    This is Agent Frisbee.
  7. Het is mijn frisbee.
    It 's my Frisbee!
  8. Wie wil frisbee spelen?
    Who 'll throw me the Frisbee?
  9. Golf met een frisbee.
    Golf with a Frisbee.
  10. Dat is mijn laatste frisbee.
    That 's my last frisbee.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden