Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: friemelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefriemeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik friemel
jij friemelt
hij friemelt
wij friemelen
jullie friemelen
zij friemelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefriemeld
jij hebt gefriemeld
hij heeft gefriemeld
wij hebben gefriemeld
jullie hebben gefriemeld
zij hebben gefriemeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik friemelde
jij friemelde
hij friemelde
wij friemelden
jullie friemelden
zij friemelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefriemeld
jij had gefriemeld
hij had gefriemeld
wij hadden gefriemeld
jullie hadden gefriemeld
zij hadden gefriemeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal friemelen
jij zult friemelen
hij zal friemelen
wij zullen friemelen
jullie zullen friemelen
zij zullen friemelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefriemeld hebben
jij zult gefriemeld hebben
hij zal gefriemeld hebben
wij zullen gefriemeld hebben
jullie zullen gefriemeld hebben
zij zullen gefriemeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou friemelen
jij zou friemelen
hij zou friemelen
wij zouden friemelen
jullie zouden friemelen
zij zouden friemelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefriemeld hebben
jij zou gefriemeld hebben
hij zou gefriemeld hebben
wij zouden gefriemeld hebben
jullie zouden gefriemeld hebben
zij zouden gefriemeld hebben

Gebiedende wijs
friemel

Aanvoegende wijs
friemele

Voorbeelden

  1. Friemelen kietelen...
    Ickler tickler...
  2. Kietelen wriemelen friemelen...
    Tickler stickler ickler...
  3. Zoenen, friemelen, kleren uit.
    First base, second base, third base.
  4. Stop met friemelen, Tom.
    Stop fidgeting, Tom.
  5. Stop met friemelen, ja?
    Stop squirming, will you?
  6. Mijn mannen weten waar ze mee friemelen.
    My guys know what they are doing.
  7. Jullie zitten al een eeuwigheid te friemelen.
    Y 'all been necking since I walked out on stage.
  8. Hou op met friemelen en geef me het geld.
    Will you stop fumbling around and give me the money?
  9. Je kan niet maar wat friemelen aan de toetsen.
    You just can 't diddle around the keyboard.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden