NL: frezen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gefreesd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik frees jij freest hij freest wij frezen jullie frezen zij frezen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefreesd jij hebt gefreesd hij heeft gefreesd wij hebben gefreesd jullie hebben gefreesd zij hebben gefreesd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik freesde jij freesde hij freesde wij freesden jullie freesden zij freesden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefreesd jij had gefreesd hij had gefreesd wij hadden gefreesd jullie hadden gefreesd zij hadden gefreesd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal frezen jij zult frezen hij zal frezen wij zullen frezen jullie zullen frezen zij zullen frezen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefreesd hebben jij zult gefreesd hebben hij zal gefreesd hebben wij zullen gefreesd hebben jullie zullen gefreesd hebben zij zullen gefreesd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou frezen jij zou frezen hij zou frezen wij zouden frezen jullie zouden frezen zij zouden frezen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefreesd hebben jij zou gefreesd hebben hij zou gefreesd hebben wij zouden gefreesd hebben jullie zouden gefreesd hebben zij zouden gefreesd hebben
|
Gebiedende wijs |
frees
|
Aanvoegende wijs |
freze |