NL: frequenteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefrequenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik frequenteer jij frequenteert hij frequenteert wij frequenteren jullie frequenteren zij frequenteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefrequenteerd jij hebt gefrequenteerd hij heeft gefrequenteerd wij hebben gefrequenteerd jullie hebben gefrequenteerd zij hebben gefrequenteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik frequenteerde jij frequenteerde hij frequenteerde wij frequenteerden jullie frequenteerden zij frequenteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefrequenteerd jij had gefrequenteerd hij had gefrequenteerd wij hadden gefrequenteerd jullie hadden gefrequenteerd zij hadden gefrequenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal frequenteren jij zult frequenteren hij zal frequenteren wij zullen frequenteren jullie zullen frequenteren zij zullen frequenteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefrequenteerd hebben jij zult gefrequenteerd hebben hij zal gefrequenteerd hebben wij zullen gefrequenteerd hebben jullie zullen gefrequenteerd hebben zij zullen gefrequenteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou frequenteren jij zou frequenteren hij zou frequenteren wij zouden frequenteren jullie zouden frequenteren zij zouden frequenteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefrequenteerd hebben jij zou gefrequenteerd hebben hij zou gefrequenteerd hebben wij zouden gefrequenteerd hebben jullie zouden gefrequenteerd hebben zij zouden gefrequenteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
frequenteer
|
| Aanvoegende wijs |
| frequentere |