NL: fouilleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefouilleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik fouilleer jij fouilleert hij fouilleert wij fouilleren jullie fouilleren zij fouilleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefouilleerd jij hebt gefouilleerd hij heeft gefouilleerd wij hebben gefouilleerd jullie hebben gefouilleerd zij hebben gefouilleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik fouilleerde jij fouilleerde hij fouilleerde wij fouilleerden jullie fouilleerden zij fouilleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefouilleerd jij had gefouilleerd hij had gefouilleerd wij hadden gefouilleerd jullie hadden gefouilleerd zij hadden gefouilleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal fouilleren jij zult fouilleren hij zal fouilleren wij zullen fouilleren jullie zullen fouilleren zij zullen fouilleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefouilleerd hebben jij zult gefouilleerd hebben hij zal gefouilleerd hebben wij zullen gefouilleerd hebben jullie zullen gefouilleerd hebben zij zullen gefouilleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou fouilleren jij zou fouilleren hij zou fouilleren wij zouden fouilleren jullie zouden fouilleren zij zouden fouilleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefouilleerd hebben jij zou gefouilleerd hebben hij zou gefouilleerd hebben wij zouden gefouilleerd hebben jullie zouden gefouilleerd hebben zij zouden gefouilleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
fouilleer
|
| Aanvoegende wijs |
| fouillere |