NL: fotoshoppen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefotoshopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik fotoshop jij fotoshopt hij fotoshopt wij fotoshoppen jullie fotoshoppen zij fotoshoppen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefotoshopt jij hebt gefotoshopt hij heeft gefotoshopt wij hebben gefotoshopt jullie hebben gefotoshopt zij hebben gefotoshopt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik fotoshopte jij fotoshopte hij fotoshopte wij fotoshopten jullie fotoshopten zij fotoshopten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefotoshopt jij had gefotoshopt hij had gefotoshopt wij hadden gefotoshopt jullie hadden gefotoshopt zij hadden gefotoshopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal fotoshoppen jij zult fotoshoppen hij zal fotoshoppen wij zullen fotoshoppen jullie zullen fotoshoppen zij zullen fotoshoppen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefotoshopt hebben jij zult gefotoshopt hebben hij zal gefotoshopt hebben wij zullen gefotoshopt hebben jullie zullen gefotoshopt hebben zij zullen gefotoshopt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou fotoshoppen jij zou fotoshoppen hij zou fotoshoppen wij zouden fotoshoppen jullie zouden fotoshoppen zij zouden fotoshoppen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefotoshopt hebben jij zou gefotoshopt hebben hij zou gefotoshopt hebben wij zouden gefotoshopt hebben jullie zouden gefotoshopt hebben zij zouden gefotoshopt hebben
|
| Gebiedende wijs |
fotoshop
|
| Aanvoegende wijs |
| fotoshoppe |