NL: fosforesceren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefosforesceerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik fosforesceer jij fosforesceert hij fosforesceert wij fosforesceren jullie fosforesceren zij fosforesceren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefosforesceerd jij hebt gefosforesceerd hij heeft gefosforesceerd wij hebben gefosforesceerd jullie hebben gefosforesceerd zij hebben gefosforesceerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik fosforesceerde jij fosforesceerde hij fosforesceerde wij fosforesceerden jullie fosforesceerden zij fosforesceerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefosforesceerd jij had gefosforesceerd hij had gefosforesceerd wij hadden gefosforesceerd jullie hadden gefosforesceerd zij hadden gefosforesceerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal fosforesceren jij zult fosforesceren hij zal fosforesceren wij zullen fosforesceren jullie zullen fosforesceren zij zullen fosforesceren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefosforesceerd hebben jij zult gefosforesceerd hebben hij zal gefosforesceerd hebben wij zullen gefosforesceerd hebben jullie zullen gefosforesceerd hebben zij zullen gefosforesceerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou fosforesceren jij zou fosforesceren hij zou fosforesceren wij zouden fosforesceren jullie zouden fosforesceren zij zouden fosforesceren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefosforesceerd hebben jij zou gefosforesceerd hebben hij zou gefosforesceerd hebben wij zouden gefosforesceerd hebben jullie zouden gefosforesceerd hebben zij zouden gefosforesceerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
fosforesceer
|
| Aanvoegende wijs |
| fosforescere |