NL: folteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefolterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik folter jij foltert hij foltert wij folteren jullie folteren zij folteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefolterd jij hebt gefolterd hij heeft gefolterd wij hebben gefolterd jullie hebben gefolterd zij hebben gefolterd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik folterde jij folterde hij folterde wij folterden jullie folterden zij folterden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefolterd jij had gefolterd hij had gefolterd wij hadden gefolterd jullie hadden gefolterd zij hadden gefolterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal folteren jij zult folteren hij zal folteren wij zullen folteren jullie zullen folteren zij zullen folteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefolterd hebben jij zult gefolterd hebben hij zal gefolterd hebben wij zullen gefolterd hebben jullie zullen gefolterd hebben zij zullen gefolterd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou folteren jij zou folteren hij zou folteren wij zouden folteren jullie zouden folteren zij zouden folteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefolterd hebben jij zou gefolterd hebben hij zou gefolterd hebben wij zouden gefolterd hebben jullie zouden gefolterd hebben zij zouden gefolterd hebben
|
| Gebiedende wijs |
folter
|
| Aanvoegende wijs |
| foltere |