Voorbeelden

1. Look at that foliage.
   Kijk naar dat blad.
2. It should be the foliage.
   Dat komt denk ik door de bladeren.
3. Because, I mean, there 's autumnal foliage and then there 's autumnal foliage.
   Want, ik bedoel, je hebt herfstloof en je hebt herfstloof.
4. The trees are thick with foliage.
   De bomen zijn dik met bladeren.
5. This is the sort of fall foliage...
   Dit is het soort herfstgebladerte...
6. Just look at all this beautiful foliage.
   Kijk eens naar dat mooie gebladderte.
7. They grow unhurriedly towards the sun that nourishes their foliage.
   Ze groeien zonder zich te haasten naar de zon die hun gebladerte voedert.
8. Dense foliage, open pockets, a river, the rest is rumour.
   Dichte bossen, kuilen, een rivier, de rest is een gerucht.
9. The foliage in Vermont this time of year is ridonc.
   Vermont is geweldig rond deze tijd.
10. Mr Brook 's bringing the flowers and foliage in the morning.
    Mr Brock brengt de bloemen en loofwerk in de ochtend.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden