NL: foerageren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gefoerageerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik foerageer jij foerageert hij foerageert wij foerageren jullie foerageren zij foerageren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefoerageerd jij hebt gefoerageerd hij heeft gefoerageerd wij hebben gefoerageerd jullie hebben gefoerageerd zij hebben gefoerageerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik foerageerde jij foerageerde hij foerageerde wij foerageerden jullie foerageerden zij foerageerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefoerageerd jij had gefoerageerd hij had gefoerageerd wij hadden gefoerageerd jullie hadden gefoerageerd zij hadden gefoerageerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal foerageren jij zult foerageren hij zal foerageren wij zullen foerageren jullie zullen foerageren zij zullen foerageren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefoerageerd hebben jij zult gefoerageerd hebben hij zal gefoerageerd hebben wij zullen gefoerageerd hebben jullie zullen gefoerageerd hebben zij zullen gefoerageerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou foerageren jij zou foerageren hij zou foerageren wij zouden foerageren jullie zouden foerageren zij zouden foerageren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefoerageerd hebben jij zou gefoerageerd hebben hij zou gefoerageerd hebben wij zouden gefoerageerd hebben jullie zouden gefoerageerd hebben zij zouden gefoerageerd hebben
|
Gebiedende wijs |
foerageer
|
Aanvoegende wijs |
foeragere |