NL: focusseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gefocusseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik focusseer jij focusseert hij focusseert wij focusseren jullie focusseren zij focusseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefocusseerd jij hebt gefocusseerd hij heeft gefocusseerd wij hebben gefocusseerd jullie hebben gefocusseerd zij hebben gefocusseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik focusseerde jij focusseerde hij focusseerde wij focusseerden jullie focusseerden zij focusseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefocusseerd jij had gefocusseerd hij had gefocusseerd wij hadden gefocusseerd jullie hadden gefocusseerd zij hadden gefocusseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal focusseren jij zult focusseren hij zal focusseren wij zullen focusseren jullie zullen focusseren zij zullen focusseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefocusseerd hebben jij zult gefocusseerd hebben hij zal gefocusseerd hebben wij zullen gefocusseerd hebben jullie zullen gefocusseerd hebben zij zullen gefocusseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou focusseren jij zou focusseren hij zou focusseren wij zouden focusseren jullie zouden focusseren zij zouden focusseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefocusseerd hebben jij zou gefocusseerd hebben hij zou gefocusseerd hebben wij zouden gefocusseerd hebben jullie zouden gefocusseerd hebben zij zouden gefocusseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
focusseer
|
Aanvoegende wijs |
focussere |