Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: fluorideren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefluorideerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik fluorideer
jij fluorideert
hij fluorideert
wij fluorideren
jullie fluorideren
zij fluorideren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefluorideerd
jij hebt gefluorideerd
hij heeft gefluorideerd
wij hebben gefluorideerd
jullie hebben gefluorideerd
zij hebben gefluorideerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik fluorideerde
jij fluorideerde
hij fluorideerde
wij fluorideerden
jullie fluorideerden
zij fluorideerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefluorideerd
jij had gefluorideerd
hij had gefluorideerd
wij hadden gefluorideerd
jullie hadden gefluorideerd
zij hadden gefluorideerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal fluorideren
jij zult fluorideren
hij zal fluorideren
wij zullen fluorideren
jullie zullen fluorideren
zij zullen fluorideren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefluorideerd hebben
jij zult gefluorideerd hebben
hij zal gefluorideerd hebben
wij zullen gefluorideerd hebben
jullie zullen gefluorideerd hebben
zij zullen gefluorideerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou fluorideren
jij zou fluorideren
hij zou fluorideren
wij zouden fluorideren
jullie zouden fluorideren
zij zouden fluorideren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefluorideerd hebben
jij zou gefluorideerd hebben
hij zou gefluorideerd hebben
wij zouden gefluorideerd hebben
jullie zouden gefluorideerd hebben
zij zouden gefluorideerd hebben

Gebiedende wijs
fluorideer

Aanvoegende wijs
fluoridere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden