Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: fluoresceren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefluoresceerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik fluoresceer
jij fluoresceert
hij fluoresceert
wij fluoresceren
jullie fluoresceren
zij fluoresceren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefluoresceerd
jij hebt gefluoresceerd
hij heeft gefluoresceerd
wij hebben gefluoresceerd
jullie hebben gefluoresceerd
zij hebben gefluoresceerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik fluoresceerde
jij fluoresceerde
hij fluoresceerde
wij fluoresceerden
jullie fluoresceerden
zij fluoresceerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefluoresceerd
jij had gefluoresceerd
hij had gefluoresceerd
wij hadden gefluoresceerd
jullie hadden gefluoresceerd
zij hadden gefluoresceerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal fluoresceren
jij zult fluoresceren
hij zal fluoresceren
wij zullen fluoresceren
jullie zullen fluoresceren
zij zullen fluoresceren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefluoresceerd hebben
jij zult gefluoresceerd hebben
hij zal gefluoresceerd hebben
wij zullen gefluoresceerd hebben
jullie zullen gefluoresceerd hebben
zij zullen gefluoresceerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou fluoresceren
jij zou fluoresceren
hij zou fluoresceren
wij zouden fluoresceren
jullie zouden fluoresceren
zij zouden fluoresceren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefluoresceerd hebben
jij zou gefluoresceerd hebben
hij zou gefluoresceerd hebben
wij zouden gefluoresceerd hebben
jullie zouden gefluoresceerd hebben
zij zouden gefluoresceerd hebben

Gebiedende wijs
fluoresceer

Aanvoegende wijs
fluorescere

Voorbeelden

  1. Een van de dingen die niet fluoresceren is bloed.
    One of the things that doesn 't fluoresce is blood.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden