Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: fluimen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefluimd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik fluim
jij fluimt
hij fluimt
wij fluimen
jullie fluimen
zij fluimen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefluimd
jij hebt gefluimd
hij heeft gefluimd
wij hebben gefluimd
jullie hebben gefluimd
zij hebben gefluimd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik fluimde
jij fluimde
hij fluimde
wij fluimden
jullie fluimden
zij fluimden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefluimd
jij had gefluimd
hij had gefluimd
wij hadden gefluimd
jullie hadden gefluimd
zij hadden gefluimd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal fluimen
jij zult fluimen
hij zal fluimen
wij zullen fluimen
jullie zullen fluimen
zij zullen fluimen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefluimd hebben
jij zult gefluimd hebben
hij zal gefluimd hebben
wij zullen gefluimd hebben
jullie zullen gefluimd hebben
zij zullen gefluimd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou fluimen
jij zou fluimen
hij zou fluimen
wij zouden fluimen
jullie zouden fluimen
zij zouden fluimen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefluimd hebben
jij zou gefluimd hebben
hij zou gefluimd hebben
wij zouden gefluimd hebben
jullie zouden gefluimd hebben
zij zouden gefluimd hebben

Gebiedende wijs
fluim

Aanvoegende wijs
fluime

Voorbeelden

  1. fluim
    sputum
  2. In Harrogate regende het fluim.
    In Harrogate it rained phlegm.
  3. Ik ben vooral heel goed in fluimen.
    I 'm especially good at expectorating!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden