Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: flonkeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geflonkerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik flonker
jij flonkert
hij flonkert
wij flonkeren
jullie flonkeren
zij flonkeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geflonkerd
jij hebt geflonkerd
hij heeft geflonkerd
wij hebben geflonkerd
jullie hebben geflonkerd
zij hebben geflonkerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik flonkerde
jij flonkerde
hij flonkerde
wij flonkerden
jullie flonkerden
zij flonkerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geflonkerd
jij had geflonkerd
hij had geflonkerd
wij hadden geflonkerd
jullie hadden geflonkerd
zij hadden geflonkerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal flonkeren
jij zult flonkeren
hij zal flonkeren
wij zullen flonkeren
jullie zullen flonkeren
zij zullen flonkeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geflonkerd hebben
jij zult geflonkerd hebben
hij zal geflonkerd hebben
wij zullen geflonkerd hebben
jullie zullen geflonkerd hebben
zij zullen geflonkerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou flonkeren
jij zou flonkeren
hij zou flonkeren
wij zouden flonkeren
jullie zouden flonkeren
zij zouden flonkeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geflonkerd hebben
jij zou geflonkerd hebben
hij zou geflonkerd hebben
wij zouden geflonkerd hebben
jullie zouden geflonkerd hebben
zij zouden geflonkerd hebben

Gebiedende wijs
flonker

Aanvoegende wijs
flonkere

Voorbeelden

  1. Zomer, sterren flonkeren.
    In Summer, the stars appear.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden