NL: flirten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geflirt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik flirt jij flirt hij flirt wij flirten jullie flirten zij flirten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geflirt jij hebt geflirt hij heeft geflirt wij hebben geflirt jullie hebben geflirt zij hebben geflirt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik flirtte jij flirtte hij flirtte wij flirtten jullie flirtten zij flirtten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geflirt jij had geflirt hij had geflirt wij hadden geflirt jullie hadden geflirt zij hadden geflirt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal flirten jij zult flirten hij zal flirten wij zullen flirten jullie zullen flirten zij zullen flirten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geflirt hebben jij zult geflirt hebben hij zal geflirt hebben wij zullen geflirt hebben jullie zullen geflirt hebben zij zullen geflirt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou flirten jij zou flirten hij zou flirten wij zouden flirten jullie zouden flirten zij zouden flirten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geflirt hebben jij zou geflirt hebben hij zou geflirt hebben wij zouden geflirt hebben jullie zouden geflirt hebben zij zouden geflirt hebben
|
Gebiedende wijs |
flirt
|
Aanvoegende wijs |
flirte |