Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: flikkeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geflikkerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik flikker
jij flikkert
hij flikkert
wij flikkeren
jullie flikkeren
zij flikkeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geflikkerd
jij hebt geflikkerd
hij heeft geflikkerd
wij hebben geflikkerd
jullie hebben geflikkerd
zij hebben geflikkerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik flikkerde
jij flikkerde
hij flikkerde
wij flikkerden
jullie flikkerden
zij flikkerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geflikkerd
jij had geflikkerd
hij had geflikkerd
wij hadden geflikkerd
jullie hadden geflikkerd
zij hadden geflikkerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal flikkeren
jij zult flikkeren
hij zal flikkeren
wij zullen flikkeren
jullie zullen flikkeren
zij zullen flikkeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geflikkerd hebben
jij zult geflikkerd hebben
hij zal geflikkerd hebben
wij zullen geflikkerd hebben
jullie zullen geflikkerd hebben
zij zullen geflikkerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou flikkeren
jij zou flikkeren
hij zou flikkeren
wij zouden flikkeren
jullie zouden flikkeren
zij zouden flikkeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geflikkerd hebben
jij zou geflikkerd hebben
hij zou geflikkerd hebben
wij zouden geflikkerd hebben
jullie zouden geflikkerd hebben
zij zouden geflikkerd hebben

Gebiedende wijs
flikker

Aanvoegende wijs
flikkere

Voorbeelden

  1. Ze knipperen en flikkeren...
    They 're blinking and beeping... Sir!
  2. Laat de lichtjes flikkeren.
    Make the lights flicker.
  3. De lichten blijven flikkeren.
    The lights keep flickering.
  4. Ik krijg niets dan flikkeren.
    I 'm getting nothing but flicker.
  5. Ze flitsen en ze flikkeren.
    They 're flashing and they 're beeping.
  6. Daarom blijven de lichten flikkeren.
    That 's why the lights keep flickering.
  7. Ik wil die lichten zien flikkeren!
    I want to see those lights flashing!
  8. Ja, ik wilde met de lichten flikkeren.
    Yeah. I was trying to flash the lights.
  9. Ik zie alles dubbel. M' n ogen flikkeren.
    I lost my eyesight, my eyes are flickering now.
  10. En dat is de reden dat de lampen flikkeren.
    And it is for that reason the twinkling of the lights.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden