NL: flashmobben U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geflashmobd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik flashmob jij flashmobt hij flashmobt wij flashmobben jullie flashmobben zij flashmobben
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geflashmobd jij hebt geflashmobd hij heeft geflashmobd wij hebben geflashmobd jullie hebben geflashmobd zij hebben geflashmobd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik flashmobde jij flashmobde hij flashmobde wij flashmobden jullie flashmobden zij flashmobden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geflashmobd jij had geflashmobd hij had geflashmobd wij hadden geflashmobd jullie hadden geflashmobd zij hadden geflashmobd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal flashmobben jij zult flashmobben hij zal flashmobben wij zullen flashmobben jullie zullen flashmobben zij zullen flashmobben
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geflashmobd hebben jij zult geflashmobd hebben hij zal geflashmobd hebben wij zullen geflashmobd hebben jullie zullen geflashmobd hebben zij zullen geflashmobd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou flashmobben jij zou flashmobben hij zou flashmobben wij zouden flashmobben jullie zouden flashmobben zij zouden flashmobben
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geflashmobd hebben jij zou geflashmobd hebben hij zou geflashmobd hebben wij zouden geflashmobd hebben jullie zouden geflashmobd hebben zij zouden geflashmobd hebben
|
Gebiedende wijs |
flashmob
|
Aanvoegende wijs |
flashmobbe |