Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: flashen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geflasht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik flash
jij flasht
hij flasht
wij flashen
jullie flashen
zij flashen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geflasht
jij hebt geflasht
hij heeft geflasht
wij hebben geflasht
jullie hebben geflasht
zij hebben geflasht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik flashte
jij flashte
hij flashte
wij flashten
jullie flashten
zij flashten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geflasht
jij had geflasht
hij had geflasht
wij hadden geflasht
jullie hadden geflasht
zij hadden geflasht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal flashen
jij zult flashen
hij zal flashen
wij zullen flashen
jullie zullen flashen
zij zullen flashen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geflasht hebben
jij zult geflasht hebben
hij zal geflasht hebben
wij zullen geflasht hebben
jullie zullen geflasht hebben
zij zullen geflasht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou flashen
jij zou flashen
hij zou flashen
wij zouden flashen
jullie zouden flashen
zij zouden flashen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geflasht hebben
jij zou geflasht hebben
hij zou geflasht hebben
wij zouden geflasht hebben
jullie zouden geflasht hebben
zij zouden geflasht hebben

Gebiedende wijs
flash

Aanvoegende wijs
flashe

Voorbeelden

  1. Goed gespeeld, Flash.
    Well played, Flash.
  2. Flash, luister goed.
    Flash, listen carefully.
  3. Vaarwel, Kid Flash.
    Good-bye, Kid Flash.
  4. Graag gedaan, Flash.
    You 're welcome, Flash.
  5. Flash zonder crash?
    Flash? Hundred yard dash?
  6. Jij ook, flash knickers.
    And you, flash knickers.
  7. Ze noemen jou Flash?
    They call you flash?
  8. Ze kennen Flash niet.
    They do not know Flash.
  9. Sorry, kent u Flash?
    Excuse me. Do you know Flash?
  10. Of niet soms, Flash?
    Won 't they, Flash?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden