Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: flansen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geflanst

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik flans
jij flanst
hij flanst
wij flansen
jullie flansen
zij flansen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geflanst
jij hebt geflanst
hij heeft geflanst
wij hebben geflanst
jullie hebben geflanst
zij hebben geflanst

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik flanste
jij flanste
hij flanste
wij flansten
jullie flansten
zij flansten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geflanst
jij had geflanst
hij had geflanst
wij hadden geflanst
jullie hadden geflanst
zij hadden geflanst

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal flansen
jij zult flansen
hij zal flansen
wij zullen flansen
jullie zullen flansen
zij zullen flansen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geflanst hebben
jij zult geflanst hebben
hij zal geflanst hebben
wij zullen geflanst hebben
jullie zullen geflanst hebben
zij zullen geflanst hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou flansen
jij zou flansen
hij zou flansen
wij zouden flansen
jullie zouden flansen
zij zouden flansen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geflanst hebben
jij zou geflanst hebben
hij zou geflanst hebben
wij zouden geflanst hebben
jullie zouden geflanst hebben
zij zouden geflanst hebben

Gebiedende wijs
flans

Aanvoegende wijs
flanse

Voorbeelden

  1. Ik flans wel iets in elkaar.
    I can whip something up.
  2. Voor een halve cent flans ik iets voor je in elkaar.
    I will cobble you a cobbled thing for a ha 'penny.
  3. Ik kan er eentje in een minuut of twintig in elkaar flansen.
    Should be able to whip one up in 20 minutes.
  4. Ze flansen het in elkaar, om te zien hoe het eruit ziet.
    they just bash it together, see what it looks like.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden