NL: flankeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geflankeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik flankeer jij flankeert hij flankeert wij flankeren jullie flankeren zij flankeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geflankeerd jij hebt geflankeerd hij heeft geflankeerd wij hebben geflankeerd jullie hebben geflankeerd zij hebben geflankeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik flankeerde jij flankeerde hij flankeerde wij flankeerden jullie flankeerden zij flankeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geflankeerd jij had geflankeerd hij had geflankeerd wij hadden geflankeerd jullie hadden geflankeerd zij hadden geflankeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal flankeren jij zult flankeren hij zal flankeren wij zullen flankeren jullie zullen flankeren zij zullen flankeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geflankeerd hebben jij zult geflankeerd hebben hij zal geflankeerd hebben wij zullen geflankeerd hebben jullie zullen geflankeerd hebben zij zullen geflankeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou flankeren jij zou flankeren hij zou flankeren wij zouden flankeren jullie zouden flankeren zij zouden flankeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geflankeerd hebben jij zou geflankeerd hebben hij zou geflankeerd hebben wij zouden geflankeerd hebben jullie zouden geflankeerd hebben zij zouden geflankeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
flankeer
|
Aanvoegende wijs |
flankere |