Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: flamberen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geflambeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik flambeer
jij flambeert
hij flambeert
wij flamberen
jullie flamberen
zij flamberen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geflambeerd
jij hebt geflambeerd
hij heeft geflambeerd
wij hebben geflambeerd
jullie hebben geflambeerd
zij hebben geflambeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik flambeerde
jij flambeerde
hij flambeerde
wij flambeerden
jullie flambeerden
zij flambeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geflambeerd
jij had geflambeerd
hij had geflambeerd
wij hadden geflambeerd
jullie hadden geflambeerd
zij hadden geflambeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal flamberen
jij zult flamberen
hij zal flamberen
wij zullen flamberen
jullie zullen flamberen
zij zullen flamberen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geflambeerd hebben
jij zult geflambeerd hebben
hij zal geflambeerd hebben
wij zullen geflambeerd hebben
jullie zullen geflambeerd hebben
zij zullen geflambeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou flamberen
jij zou flamberen
hij zou flamberen
wij zouden flamberen
jullie zouden flamberen
zij zouden flamberen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geflambeerd hebben
jij zou geflambeerd hebben
hij zou geflambeerd hebben
wij zouden geflambeerd hebben
jullie zouden geflambeerd hebben
zij zouden geflambeerd hebben

Gebiedende wijs
flambeer

Aanvoegende wijs
flambere

Voorbeelden

  1. flamberen
    flame

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden