Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: fladderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefladderd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik fladder
jij fladdert
hij fladdert
wij fladderen
jullie fladderen
zij fladderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefladderd
jij hebt gefladderd
hij heeft gefladderd
wij hebben gefladderd
jullie hebben gefladderd
zij hebben gefladderd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik fladderde
jij fladderde
hij fladderde
wij fladderden
jullie fladderden
zij fladderden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefladderd
jij had gefladderd
hij had gefladderd
wij hadden gefladderd
jullie hadden gefladderd
zij hadden gefladderd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal fladderen
jij zult fladderen
hij zal fladderen
wij zullen fladderen
jullie zullen fladderen
zij zullen fladderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefladderd hebben
jij zult gefladderd hebben
hij zal gefladderd hebben
wij zullen gefladderd hebben
jullie zullen gefladderd hebben
zij zullen gefladderd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou fladderen
jij zou fladderen
hij zou fladderen
wij zouden fladderen
jullie zouden fladderen
zij zouden fladderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefladderd hebben
jij zou gefladderd hebben
hij zou gefladderd hebben
wij zouden gefladderd hebben
jullie zouden gefladderd hebben
zij zouden gefladderd hebben

Gebiedende wijs
fladder

Aanvoegende wijs
fladdere

Voorbeelden

  1. Maar eerlijk gezegd, fladder ik maar wat.
    To tell you the truth, I 'm floundering.
  2. Fladder als een vlinder, steek als een dui...
    Float like a butterfly, sting like a pi... Ah!
  3. Ik fladder niet. Ik experimenteer met verschillende uitdrukkingsvormen.
    I don 't flit. I experiment with different forms of expression.
  4. Fladder zo wat rond en je raakt gewend aan het vlieg-gevoel.
    Flap around like this for a while and you 'll get used to the feel of flying.
  5. Als je daar bang voor bent, waarom fladder je dan niet met ma naar de hel?
    If you 're so concerned, why don 't you just fly Mum back to Hell?
  6. Begin te fladderen en te piepen.
    It 's time to start flapping your wings and peeping.
  7. Kinderen met aangeboren hartafwijkingen, boezemfibrilleren tegenover atriaal fladderen,
    Pediatric congenital cardiac abnormalities, atrial fibrillation versus atrial flutter,
  8. Je ziet Cupido bijna boven hun hoofd fladderen.
    You can almost see Cupid fluttering his wings above their heads.
  9. Mijn borst, um, het begint naar... te fladderen...
    My chest, um, it starts to... to flutter...
  10. Ik heb het horen fladderen in de bomen.
    I heard some flapping' noise back in them trees.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden