Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: fixeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefixeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik fixeer
jij fixeert
hij fixeert
wij fixeren
jullie fixeren
zij fixeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefixeerd
jij hebt gefixeerd
hij heeft gefixeerd
wij hebben gefixeerd
jullie hebben gefixeerd
zij hebben gefixeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik fixeerde
jij fixeerde
hij fixeerde
wij fixeerden
jullie fixeerden
zij fixeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefixeerd
jij had gefixeerd
hij had gefixeerd
wij hadden gefixeerd
jullie hadden gefixeerd
zij hadden gefixeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal fixeren
jij zult fixeren
hij zal fixeren
wij zullen fixeren
jullie zullen fixeren
zij zullen fixeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefixeerd hebben
jij zult gefixeerd hebben
hij zal gefixeerd hebben
wij zullen gefixeerd hebben
jullie zullen gefixeerd hebben
zij zullen gefixeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou fixeren
jij zou fixeren
hij zou fixeren
wij zouden fixeren
jullie zouden fixeren
zij zouden fixeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefixeerd hebben
jij zou gefixeerd hebben
hij zou gefixeerd hebben
wij zouden gefixeerd hebben
jullie zouden gefixeerd hebben
zij zouden gefixeerd hebben

Gebiedende wijs
fixeer

Aanvoegende wijs
fixere

Voorbeelden

  1. Ontwikkelaar en fixeer.
    And developer and fixer.
  2. Chemische baden, fixeer zout...
    It takes chemical baths, fixing agents...
  3. Fixeer eens op mijn vinger?
    Could you focus on my finger?
  4. Prima. lk fixeer me niet op volgende week
    Great. Just trying not to freak out about next week
  5. Ik fixeer me obsessief op het object van mijn ellende.
    I like to fixate obsessively on the object of my misery.
  6. Ik ga je fixeren.
    You 're gonna be fixed.
  7. Je bent je aan het fixeren.
    You 're starting to fixate.
  8. Luister, vrouwtje, je wil je haar fixeren.
    Listen, lady, you tell me you want to relax your hair.
  9. Ja, Ik wil me niet al te fixeren op diagnose.
    Yeah, I don 't get too hung up on diagnosis.
  10. Nu kan hij zich nog meer op z' n verlies fixeren.
    Now he can really obsess over why he lost.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden