NL: fineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefineerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik fineer jij fineert hij fineert wij fineren jullie fineren zij fineren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefineerd jij hebt gefineerd hij heeft gefineerd wij hebben gefineerd jullie hebben gefineerd zij hebben gefineerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik fineerde jij fineerde hij fineerde wij fineerden jullie fineerden zij fineerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefineerd jij had gefineerd hij had gefineerd wij hadden gefineerd jullie hadden gefineerd zij hadden gefineerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal fineren jij zult fineren hij zal fineren wij zullen fineren jullie zullen fineren zij zullen fineren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefineerd hebben jij zult gefineerd hebben hij zal gefineerd hebben wij zullen gefineerd hebben jullie zullen gefineerd hebben zij zullen gefineerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou fineren jij zou fineren hij zou fineren wij zouden fineren jullie zouden fineren zij zouden fineren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefineerd hebben jij zou gefineerd hebben hij zou gefineerd hebben wij zouden gefineerd hebben jullie zouden gefineerd hebben zij zouden gefineerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
fineer
|
| Aanvoegende wijs |
| finere |