NL: financieren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefinancierd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik financier jij financiert hij financiert wij financieren jullie financieren zij financieren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefinancierd jij hebt gefinancierd hij heeft gefinancierd wij hebben gefinancierd jullie hebben gefinancierd zij hebben gefinancierd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik financierde jij financierde hij financierde wij financierden jullie financierden zij financierden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefinancierd jij had gefinancierd hij had gefinancierd wij hadden gefinancierd jullie hadden gefinancierd zij hadden gefinancierd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal financieren jij zult financieren hij zal financieren wij zullen financieren jullie zullen financieren zij zullen financieren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefinancierd hebben jij zult gefinancierd hebben hij zal gefinancierd hebben wij zullen gefinancierd hebben jullie zullen gefinancierd hebben zij zullen gefinancierd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou financieren jij zou financieren hij zou financieren wij zouden financieren jullie zouden financieren zij zouden financieren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefinancierd hebben jij zou gefinancierd hebben hij zou gefinancierd hebben wij zouden gefinancierd hebben jullie zouden gefinancierd hebben zij zouden gefinancierd hebben
|
| Gebiedende wijs |
financier
|
| Aanvoegende wijs |
| financiere |