NL: figureren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gefigureerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik figureer jij figureert hij figureert wij figureren jullie figureren zij figureren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefigureerd jij hebt gefigureerd hij heeft gefigureerd wij hebben gefigureerd jullie hebben gefigureerd zij hebben gefigureerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik figureerde jij figureerde hij figureerde wij figureerden jullie figureerden zij figureerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefigureerd jij had gefigureerd hij had gefigureerd wij hadden gefigureerd jullie hadden gefigureerd zij hadden gefigureerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal figureren jij zult figureren hij zal figureren wij zullen figureren jullie zullen figureren zij zullen figureren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefigureerd hebben jij zult gefigureerd hebben hij zal gefigureerd hebben wij zullen gefigureerd hebben jullie zullen gefigureerd hebben zij zullen gefigureerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou figureren jij zou figureren hij zou figureren wij zouden figureren jullie zouden figureren zij zouden figureren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefigureerd hebben jij zou gefigureerd hebben hij zou gefigureerd hebben wij zouden gefigureerd hebben jullie zouden gefigureerd hebben zij zouden gefigureerd hebben
|
Gebiedende wijs |
figureer
|
Aanvoegende wijs |
figurere |