NL: fermenteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefermenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik fermenteer jij fermenteert hij fermenteert wij fermenteren jullie fermenteren zij fermenteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefermenteerd jij hebt gefermenteerd hij heeft gefermenteerd wij hebben gefermenteerd jullie hebben gefermenteerd zij hebben gefermenteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik fermenteerde jij fermenteerde hij fermenteerde wij fermenteerden jullie fermenteerden zij fermenteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefermenteerd jij had gefermenteerd hij had gefermenteerd wij hadden gefermenteerd jullie hadden gefermenteerd zij hadden gefermenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal fermenteren jij zult fermenteren hij zal fermenteren wij zullen fermenteren jullie zullen fermenteren zij zullen fermenteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefermenteerd hebben jij zult gefermenteerd hebben hij zal gefermenteerd hebben wij zullen gefermenteerd hebben jullie zullen gefermenteerd hebben zij zullen gefermenteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou fermenteren jij zou fermenteren hij zou fermenteren wij zouden fermenteren jullie zouden fermenteren zij zouden fermenteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefermenteerd hebben jij zou gefermenteerd hebben hij zou gefermenteerd hebben wij zouden gefermenteerd hebben jullie zouden gefermenteerd hebben zij zouden gefermenteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
fermenteer
|
| Aanvoegende wijs |
| fermentere |