Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: feilen
NL: feilen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefeild

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik feil
jij feilt
hij feilt
wij feilen
jullie feilen
zij feilen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefeild
jij hebt gefeild
hij heeft gefeild
wij hebben gefeild
jullie hebben gefeild
zij hebben gefeild

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik feilde
jij feilde
hij feilde
wij feilden
jullie feilden
zij feilden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefeild
jij had gefeild
hij had gefeild
wij hadden gefeild
jullie hadden gefeild
zij hadden gefeild

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal feilen
jij zult feilen
hij zal feilen
wij zullen feilen
jullie zullen feilen
zij zullen feilen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefeild hebben
jij zult gefeild hebben
hij zal gefeild hebben
wij zullen gefeild hebben
jullie zullen gefeild hebben
zij zullen gefeild hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou feilen
jij zou feilen
hij zou feilen
wij zouden feilen
jullie zouden feilen
zij zouden feilen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefeild hebben
jij zou gefeild hebben
hij zou gefeild hebben
wij zouden gefeild hebben
jullie zouden gefeild hebben
zij zouden gefeild hebben

Gebiedende wijs
feil

Aanvoegende wijs
feile

Voorbeelden

  1. Ik ben m' n feilen aan' t herstellen.
    I appear to be reversing that defeat.


DE: feilen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gefeilt
feilend

Indikativ Präsens
ich feile
du feilst
er feilt
wir feilen
ihr feilt
sie; Sie feilen

Indikativ Perfekt
ich habe gefeilt
du hast gefeilt
er hat gefeilt
wir haben gefeilt
ihr habt gefeilt
sie; Sie haben gefeilt

Indikativ Präteritum
ich feilte
du feiltest
er feilte
wir feilten
ihr feiltet
sie; Sie feilten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gefeilt
du hattest gefeilt
er hatte gefeilt
wir hatten gefeilt
ihr hattet gefeilt
sie; Sie hatten gefeilt

Indikativ Futur I
ich werde feilen
du wirst feilen
er wird feilen
wir werden feilen
ihr werdet feilen
sie; Sie werden feilen

Indikativ Futur II
ich werde gefeilt haben
du wirst gefeilt haben
er wird gefeilt haben
wir werden gefeilt haben
ihr werdet gefeilt haben
sie; Sie werden gefeilt haben

Konjunktiv I Präsens
ich feile
du feilest
er feile
wir feilen
ihr feilet
sie; Sie feilen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gefeilt
du habest gefeilt
er habe gefeilt
wir haben gefeilt
ihr habet gefeilt
sie; Sie haben gefeilt

Konjunktiv II Präsens
ich feilte
du feiltest
er feilte
wir feilten
ihr feiltet
sie; Sie feilten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gefeilt
du hättest gefeilt
er hätte gefeilt
wir hätten gefeilt
ihr hättet gefeilt
sie; Sie hätten gefeilt

Konjunktiv II Futur I
ich würde feilen
du würdest feilen
er würde feilen
wir würden feilen
ihr würdet feilen
sie; Sie würden feilen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gefeilt haben
du würdest gefeilt haben
er würde gefeilt haben
wir würden gefeilt haben
ihr würdet gefeilt haben
sie; Sie würden gefeilt haben

der Imperativ
du feile


Voorbeelden

  1. Steht nicht da und haltet Maulaffen feil.
    Sta daar niet zo te lummelen.
  2. Und... wir bieten sie jetzt öffentlich feil.
    En we gaan onze aandelen openbaar verhandelen.
  3. Noch ein wenig feilen.
    Nog wat afstemmen.
  4. Ich muss an meinem Auftritt feilen.
    M' n materiaal bijwerken.
  5. Du musst an deiner Persönlichkeit feilen.
    Je moet eens wat aardiger doen.
  6. Am Namen können wir noch feilen.
    We praten zo wel over de naam.
  7. Ich sollte an meiner Aussprache feilen.
    Ik moet aan m' n uitspraak werken.
  8. Am verblüfften Ausdruck müssen Sie noch feilen.
    U moet echt aan uw verraste blik werken.
  9. Ein wirklich Besessener könnte seine Eckzähne feilen.
    Misschien heeft hij z' n tanden zo geslepen.
  10. Ein bisschen feilen und das Baby wird vollautomatisch.
    Vijl de pal af en hij is volautomatisch.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden