Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: fatsoeneren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefatsoeneerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik fatsoeneer
jij fatsoeneert
hij fatsoeneert
wij fatsoeneren
jullie fatsoeneren
zij fatsoeneren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefatsoeneerd
jij hebt gefatsoeneerd
hij heeft gefatsoeneerd
wij hebben gefatsoeneerd
jullie hebben gefatsoeneerd
zij hebben gefatsoeneerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik fatsoeneerde
jij fatsoeneerde
hij fatsoeneerde
wij fatsoeneerden
jullie fatsoeneerden
zij fatsoeneerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefatsoeneerd
jij had gefatsoeneerd
hij had gefatsoeneerd
wij hadden gefatsoeneerd
jullie hadden gefatsoeneerd
zij hadden gefatsoeneerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal fatsoeneren
jij zult fatsoeneren
hij zal fatsoeneren
wij zullen fatsoeneren
jullie zullen fatsoeneren
zij zullen fatsoeneren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefatsoeneerd hebben
jij zult gefatsoeneerd hebben
hij zal gefatsoeneerd hebben
wij zullen gefatsoeneerd hebben
jullie zullen gefatsoeneerd hebben
zij zullen gefatsoeneerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou fatsoeneren
jij zou fatsoeneren
hij zou fatsoeneren
wij zouden fatsoeneren
jullie zouden fatsoeneren
zij zouden fatsoeneren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefatsoeneerd hebben
jij zou gefatsoeneerd hebben
hij zou gefatsoeneerd hebben
wij zouden gefatsoeneerd hebben
jullie zouden gefatsoeneerd hebben
zij zouden gefatsoeneerd hebben

Gebiedende wijs
fatsoeneer

Aanvoegende wijs
fatsoenere

Voorbeelden

  1. Fatsoeneer jezelf.
    Make yourself decent.
  2. Fatsoeneer jezelf.
    Get yourself cleaned up.
  3. Fatsoeneer jullie, meisjes.
    Get yourself straight, girls.
  4. Mr. Holland, fatsoeneer jezelf!
    Mr. Holland, set yourself straight!
  5. Excuseer me terwijl ik mezelf fatsoeneer.
    Excuse me while I get myself pulled together.
  6. Ik fatsoeneer het morgen, als het droog is.
    I patch it up tomorrow, when it 's dry.
  7. Fatsoeneer uw haar, het zit in de war.
    Comb your hair. It 's a mess.
  8. Oké. Fatsoeneer je wat en ga Lena oppikken.
    Get yourself cleaned up, and go pick up Lena.
  9. Higgins, kunt u Bobby meenemen en hem fatsoeneren.
    Higgins, can you take Bobby and get him cleaned up.
  10. Wel, probeer deze terug een beetje te fatsoeneren.
    Well, try and get these into some sort of order.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden