NL: fancyen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefancyd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik fancy jij fancyt hij fancyt wij fancyen jullie fancyen zij fancyen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefancyd jij hebt gefancyd hij heeft gefancyd wij hebben gefancyd jullie hebben gefancyd zij hebben gefancyd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik fancyde jij fancyde hij fancyde wij fancyden jullie fancyden zij fancyden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefancyd jij had gefancyd hij had gefancyd wij hadden gefancyd jullie hadden gefancyd zij hadden gefancyd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal fancyen jij zult fancyen hij zal fancyen wij zullen fancyen jullie zullen fancyen zij zullen fancyen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefancyd hebben jij zult gefancyd hebben hij zal gefancyd hebben wij zullen gefancyd hebben jullie zullen gefancyd hebben zij zullen gefancyd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou fancyen jij zou fancyen hij zou fancyen wij zouden fancyen jullie zouden fancyen zij zouden fancyen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefancyd hebben jij zou gefancyd hebben hij zou gefancyd hebben wij zouden gefancyd hebben jullie zouden gefancyd hebben zij zouden gefancyd hebben
|
| Gebiedende wijs |
fancy
|
| Aanvoegende wijs |
| fancye |