Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: falen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gefaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik faal
jij faalt
hij faalt
wij falen
jullie falen
zij falen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gefaald
jij hebt gefaald
hij heeft gefaald
wij hebben gefaald
jullie hebben gefaald
zij hebben gefaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik faalde
jij faalde
hij faalde
wij faalden
jullie faalden
zij faalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gefaald
jij had gefaald
hij had gefaald
wij hadden gefaald
jullie hadden gefaald
zij hadden gefaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal falen
jij zult falen
hij zal falen
wij zullen falen
jullie zullen falen
zij zullen falen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gefaald hebben
jij zult gefaald hebben
hij zal gefaald hebben
wij zullen gefaald hebben
jullie zullen gefaald hebben
zij zullen gefaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou falen
jij zou falen
hij zou falen
wij zouden falen
jullie zouden falen
zij zouden falen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gefaald hebben
jij zou gefaald hebben
hij zou gefaald hebben
wij zouden gefaald hebben
jullie zouden gefaald hebben
zij zouden gefaald hebben

Gebiedende wijs
faal

Aanvoegende wijs
fale

Voorbeelden

  1. Als je studenten falen, faal jij.
    Your students fail, you 've failed.
  2. Misschien faal ik.
    Maybe I 'll fail.
  3. Maar toch faal ik.
    But I still fail.
  4. Waarom faal ik altijd?
    Why do I always fail?
  5. Zelfs daarin faal je nog.
    And even in this in you fail.
  6. En nu faal ik weer.
    I am failing now.
  7. Ze verwachten dat ik faal.
    They expect me to fail.
  8. Ik faal wel met je mee.
    I 'm gonna go fail with you.
  9. Wil je dat ik faal? Nee.
    Do you want me to fail?
  10. Deze zaak, Peter... ik faal, Nina.
    This case, Peter... I 'm failing, Nina.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden