NL: factureren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gefactureerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik factureer jij factureert hij factureert wij factureren jullie factureren zij factureren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefactureerd jij hebt gefactureerd hij heeft gefactureerd wij hebben gefactureerd jullie hebben gefactureerd zij hebben gefactureerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik factureerde jij factureerde hij factureerde wij factureerden jullie factureerden zij factureerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefactureerd jij had gefactureerd hij had gefactureerd wij hadden gefactureerd jullie hadden gefactureerd zij hadden gefactureerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal factureren jij zult factureren hij zal factureren wij zullen factureren jullie zullen factureren zij zullen factureren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefactureerd hebben jij zult gefactureerd hebben hij zal gefactureerd hebben wij zullen gefactureerd hebben jullie zullen gefactureerd hebben zij zullen gefactureerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou factureren jij zou factureren hij zou factureren wij zouden factureren jullie zouden factureren zij zouden factureren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefactureerd hebben jij zou gefactureerd hebben hij zou gefactureerd hebben wij zouden gefactureerd hebben jullie zouden gefactureerd hebben zij zouden gefactureerd hebben
|
Gebiedende wijs |
factureer
|
Aanvoegende wijs |
facturere |