NL: faceliften U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gefacelift
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik facelift jij facelift hij facelift wij faceliften jullie faceliften zij faceliften
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gefacelift jij hebt gefacelift hij heeft gefacelift wij hebben gefacelift jullie hebben gefacelift zij hebben gefacelift
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik faceliftte jij faceliftte hij faceliftte wij faceliftten jullie faceliftten zij faceliftten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gefacelift jij had gefacelift hij had gefacelift wij hadden gefacelift jullie hadden gefacelift zij hadden gefacelift
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal faceliften jij zult faceliften hij zal faceliften wij zullen faceliften jullie zullen faceliften zij zullen faceliften
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gefacelift hebben jij zult gefacelift hebben hij zal gefacelift hebben wij zullen gefacelift hebben jullie zullen gefacelift hebben zij zullen gefacelift hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou faceliften jij zou faceliften hij zou faceliften wij zouden faceliften jullie zouden faceliften zij zouden faceliften
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gefacelift hebben jij zou gefacelift hebben hij zou gefacelift hebben wij zouden gefacelift hebben jullie zouden gefacelift hebben zij zouden gefacelift hebben
|
| Gebiedende wijs |
facelift
|
| Aanvoegende wijs |
| facelifte |